In openbare zitting vergaderd;
Gelet op het decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) van 5 april 1995, indelingslijst Vlarem II en bijlagen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd 23 september 2016;
Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning met bijhorende uitvoeringbesluiten, en verschillende malen gewijzigd;
Gelet op de kosten die hiermede voor de gemeente gepaard gaan;
Gelet op het schrijven van het Provinciebestuur van Antwerpen d.d. 10-04-1992, ref. HN/JD/Tw24;
Gelet op artikel 170, §4, van de Grondwet;
Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de invoering vergt van alle rendabele belastingen;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op artikel 4, §1, eerste lid, 1° van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid;
Gelet op het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
Overwegende dat heel wat ondernemers op het grondgebied kampen met zware omzetverliezen door de quarantainemaatregelen;
Gelet op het gezamenlijk overleg inzake lokale steunmaatregelen coronavirus COVID-19;
Overwegende dat met dit besluit de gemeente tegemoet komt aan de oproep van de Vlaamse regering om de lokale belastingreglementen te herzien opdat de belastingplichtigen op het grondgebied minder belastingen moeten betalen op activiteiten waarop ze door de crisis financieel al zwaar inleveren;
Overwegende dat de financiën van de gemeente de minderontvangsten door een vrijstelling van belasting ten bedrage van 200 euro voor de periode van 1 januari 2020 tot en met december 2020 kunnen opvangen;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 9 december 2019 waarbij voor een periode eindigend op 31 december 2025 een gemeentebelasting werd ingevoerd op vergunningsplichtige inrichtingen klasse I en II;
Gelet op de toevoeging in artikel 2: §2- voor belastingjaar 2020 wordt er een vrijstelling verleend van 200 euro. Het bedrag wordt in mindering gebracht van de berekende belasting volgens bovenstaande alinea's. Het bedrag van de belasting kan echter nooit negatief zijn en aanleiding geven tot een vordering van de belastingplichtige;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Op voorstel van het schepencollege;
Met ingang van 01 januari 2020 en voor een periode eindigend op 31 december 2025, wordt ten behoeve van de gemeente Balen een jaarlijkse belasting geheven op de handels-, nijverheid-, of landbouwondernemingen die een als hinderlijk beschouwde inrichting, klasse I of klasse II, exploiteren overeenkomstig de modaliteiten van de hierboven vermelde wetgeving.
De belasting is verschuldigd door de exploitant van het vergunnigsplichtig bedrijf; ze wordt gevestigd per afzonderlijke inplanting op het grondgebied van de gemeente gelegen.
§ 1- Het bedrag van de jaarlijkse belasting wordt als volgt vastgesteld:
A. Land- en tuinbouwbedrijven:
€ 3,75 per are bedrijfsvloeroppervlakte met een minimum van € 75,00. Elk gedeelte van een are wordt beschouwd als één eenheid. Worden echter van deze regeling uitgesloten de industriële vetmesterijen en fokkerijen, onafhankelijk van een landbouwbedrijf.
B. Andere bedrijven:
€ 0,15 per m² bedrijfsvloeroppervlakte van de onderneming met een minimumbelasting van:
- € 75,00 voor de inrichtingen die een bedrijfsvloeroppervlakte beslaan van maximum 1000 m².
- € 300,00 voor de inrichtingen die een bedrijfsvloeroppervlakte beslaan van meer dan 1000 m² tot 3000 m².
- € 675,00 voor de inrichtingen die een bedrijfsvloeroppervlakte beslaan van meer dan 3000 m² tot 6000 m².
- € 1350,00 voor de inrichtingen die een bedrijfsvloeroppervlakte beslaan van meer dan 6000 m² tot 12000 m².
- € 2400,00 voor de inrichtingen die een bedrijfsvloeroppervlakte beslaan van meer dan 12000 m² tot 20000 m².
Voor de inrichtingen waarvan de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 20000 m² zal de belasting op basis van € 0,15 per m² met een minimum van € 3750,00 berekend worden voor de eerste 2 ha en à rato van € 0,04 per m² voor de schijf van de bedrijfsvloeroppervlakte boven de 2 ha.
Als bedrijfsvloeroppervlakte komt in aanmerking de oppervlakte van de verschillende niveaus van het gebouw of de gebouwen, dienstig voor de uitbating van het aan vergunning onderworpen bedrijf, alsmede van het aanliggend terrein met inbegrip van alle aanhorigheden die met de exploitatie ervan een functionele band hebben, met uitsluiting van de weilanden en openluchtteelten, de woeste gronden of braakliggende industriegronden, de beboste terreinen en de niet-opgelegde groene zones (voor de opgelegde groene zones: zie vergunningsbesluit), de sportterreinen, de plantsoenen en de woning van de bedrijfsbeheerder.
§ 2- Voor belastingjaar 2020 wordt er een vrijstelling verleend van 200 euro. Het bedrag wordt in mindering gebracht van de berekende belasting volgens § 1. Het bedrag van de belasting kan echter nooit negatief zijn en aanleiding geven tot een vordering van de belastingplichtige;
Voor de bestaande vergunningsplichtige bedrijven klasse I & II wordt op 1 januari van het belastingjaar de belasting berekend op de grond van de maximale toestand tijdens het onmiddellijk voorafgaand jaar.
De ondernemingen die buiten werking geweest zijn gedurende het jaar dat het belastingjaar voorafgaat, kunnen aanspraak maken op een proportionele vermindering van de belasting.
Voor iedere volle maand inactiviteit zal een vermindering van 1/12 van het jaartarief toegestaan worden, op voorwaarde dat de data van de buitengebruikstelling en weder ingangstelling van het bedrijf bij aangetekend schrijven bericht werden aan het betrokken gemeentebestuur.
In afwijking van het eerste lid van onderhavig artikel zal, bij begin van een bedrijfsuitbating in de loop van het jaar, de belasting worden berekend volgens de duur van de exploitatie, naar rato van 1/12 van het jaartarief per maand; elke begonnen maand zal als een volle maand worden aangerekend.
De belastingplichtigen zijn ertoe gehouden voor 1 maart van het belastingjaar aangifte te doen bij het betrokken gemeentebestuur - financiën. Indien de inwerkstelling van de inrichting aanvangt na 31 januari van het belastingjaar of indien de bedrijfsvloeroppervlakte van de inrichting verhoogd werd ten opzichte van de aanvankelijke terreinbezetting, moet de aangifte of aanvullende aangifte gedaan worden binnen de maand van de ingebruikneming of van de uitbreiding. De aangifteformulieren worden, op verzoek, door bovenvermelde administratie ter beschikking gesteld. Betrokkenen die geen formulier zouden ontvangen hebben, zijn verplicht spontaan aan het gemeentebestuur de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting en dit overeenkomstig de bepalingen en binnen de termijn in dit artikel gesteld.
In geval van definitieve stopzetting van de bedrijfsactiviteiten moet hiervan binnen de maand aangifte gedaan worden bij de vermelde dienst.
De aangifte kan via één van de volgende kanalen worden ingediend
- e-mail: andre.vertommen@balen.be;
- post: College van burgemeester en schepenen, Vredelaan 1, 2490 Balen;
Bij gebreke van een aangifte op de gestelde datum, of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte, kan de belasting ambtshalve worden ingekohierd conform de procedure voorzien in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.
De overeenkomstig artikel 5 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd als volgt:
- 10 % bij een eerste overtreding; met een minimum van € 5,00
- 40 %, 70% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt.
Vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200% van de ambtelijk in te kohieren belasting bedragen.
De verhoging wordt afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet vermeld, afgezien van het feit of het om één of meerdere overtredingen per aanslagjaar gaat.
Deze belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd.
Bedoeld belastingkohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen.
De vestiging en invordering van de belastingen en ook de behandeling van geschillen hierover gebeuren volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen en het uitvoeringsbesluit terzake.
Het reglement zal worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286, §1, 1° en 287 van het Decreet Lokaal Bestuur.
Met ingang van heden wordt de beslissing van 9 december 2019 houdende belasting op vergunningsplichtige inrichtingen klasse I en klasse II opgeheven.