Terug
Gepubliceerd op 14/12/2021

2021_GR_00208 - Belasting op drijfkracht - Goedkeuring

Gemeenteraad
ma 13/12/2021 - 19:00 raadzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Johan Leysen, voorzitter; Werner Hens, schepen; Mien Vanden Broek, schepen; Wim Wouters, schepen; Bert Kenis, schepen; Nancy De Bie, schepen; Erik Borgmans, schepen; Geert Mangelschots, gemeenteraadslid; Vincent Kolen, gemeenteraadslid; Lieve Deprins, gemeenteraadslid; Sandra Ruymaekers, gemeenteraadslid; Bert Deckers, gemeenteraadslid; Saartje Hannes, gemeenteraadslid; An Lenaerts, gemeenteraadslid; Ludo Lenaerts, gemeenteraadslid; Evert Mol, gemeenteraadslid; Dieter Mols, gemeenteraadslid; Kelly Van Baelen, gemeenteraadslid; Els Van Hout, gemeenteraadslid; Christophe Vandyck, gemeenteraadslid; Patrick Verbraeken, gemeenteraadslid; Richard Vermeulen, gemeenteraadslid; Koen Willekens, gemeenteraadslid; Jef Convens, gemeenteraadslid; Jan Haepers, gemeenteraadslid; Tom Hollants, gemeenteraadslid; Tom Vranckx, Gemeenteraadslid; Michel Van Sprengel, algemeen directeur

Secretaris

Michel Van Sprengel, algemeen directeur

Stemming op het agendapunt

2021_GR_00208 - Belasting op drijfkracht - Goedkeuring
Goedgekeurd

Aanwezig

Johan Leysen, Werner Hens, Mien Vanden Broek, Wim Wouters, Bert Kenis, Nancy De Bie, Erik Borgmans, Geert Mangelschots, Vincent Kolen, Lieve Deprins, Sandra Ruymaekers, Bert Deckers, Saartje Hannes, An Lenaerts, Ludo Lenaerts, Evert Mol, Dieter Mols, Kelly Van Baelen, Els Van Hout, Christophe Vandyck, Patrick Verbraeken, Richard Vermeulen, Koen Willekens, Jef Convens, Jan Haepers, Tom Hollants, Tom Vranckx, Michel Van Sprengel
Stemmen voor 16
Erik Borgmans, Johan Leysen, Werner Hens, Mien Vanden Broek, Wim Wouters, Vincent Kolen, Bert Kenis, Nancy De Bie, Lieve Deprins, Saartje Hannes, An Lenaerts, Evert Mol, Dieter Mols, Els Van Hout, Patrick Verbraeken, Richard Vermeulen
Stemmen tegen 1
Koen Willekens
Onthoudingen 10
Geert Mangelschots, Sandra Ruymaekers, Bert Deckers, Ludo Lenaerts, Kelly Van Baelen, Christophe Vandyck, Jef Convens, Jan Haepers, Tom Hollants, Tom Vranckx
Blanco stemmen 0
Ongeldige stemmen 0
2021_GR_00208 - Belasting op drijfkracht - Goedkeuring 2021_GR_00208 - Belasting op drijfkracht - Goedkeuring

Motivering

Argumentatie

In openbare zitting vergaderd;

Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de invoering vergt van alle rendabele belastingen;

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;

Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 14 december 2020 houdende heffing van een belasting op drijfkracht;

Overwegende dat bedrijven motoren gebruiken om hun machines aan te drijven;

Op voorstel van het schepencollege;

Juridische grond

De Grondwet; in het bijzonder artikel 170, ยง4

Gelet het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;

Besluit

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

Met ingang van 01 januari 2022 en voor een periode eindigend op 31 december 2022 wordt ten laste der natuurlijke personen of rechtspersonen der vennootschappen met rechtspersoonlijkheid en der feitelijke verenigingen of vennootschappen, een belasting op de motoren van € 23,00 per kilowatt geheven ongeacht de vloeistof of energiebron die hen voortbeweegt en die gebruikt worden in de industriële, handels- of landbouwbedrijven.

De eerste 5 kilowatt zijn vrijgesteld van de belasting voor belastingjaar 2022.

De belasting is verschuldigd door degene die gedurende het belastingjaar motoren voor de uitbating van zijn inrichting of dezer bijgebouwen gebruikt.  Dienen als bijgebouw van een inrichting beschouwd, iedere instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, welke gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente is gevestigd.  Daarenboven is de belasting niet verschuldigd voor motoren gebruikt door het hierboven bepaalde bijgebouw in de verhouding waarin die motoren kunnen belast worden door de gemeente waar het bijgebouw is gelegen.

Wanneer hetzij een inrichting, hetzij een als voren bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met een of meer bijgebouwen of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting verschuldigd in de gemeente waar hetzij de inrichting, hetzij het hoofdgebouw gevestigd is.

Artikel 2

De belasting wordt berekend op grond van het aantal motoren en / of het hiermede overeenstemmende aangewend vermogen van het onmiddellijk voorafgaand kalenderjaar.

Artikel 3

In afwijking van artikel 2 zal bij begin van bedrijfsuitbating in de loop van het jaar, alsmede in geval van aanwending van drijfkrachtvermogen in de bij artikel 2 bedoelde bijgebouwen, de belasting berekend worden volgens de duur van de ingebruikneming van motoren in de loop van het belastingjaar, naar rato van 1/12 van het jaartarief per maand; elke begonnen maand wordt als een volle maand aangerekend.

Bij een eerste inwerkstelling van een bedrijf wordt de aanslag voorlopig berekend op basis van het bij toepassing van onderhavig reglement in aanmerking te nemen motorvermogen dat in gebruik is op het ogenblik van de ingebruikstelling.  Indien echter op het einde van het jaar blijkt dat het in de loop van het jaar aangewend belastbaar vermogen hoger was, zal op grond hiervan een herberekening van de totaal verschuldigde belasting gebeuren.

Een zelfde werkwijze zal gevolgd worden ten aanzien van de motoren gebezigd in de bijgebouwen waarvan sprake in artikel 1.

Artikel 4

Zijn belastingvrij:

1)           De eerste 5 kilowatt voor belastingjaar 2022.

2)            De motoren die gans het jaar, voorafgaand aan het belastingjaar, stilliggen.  Het aanhoudend gedeeltelijk stilliggen voor een duur gelijk aan of groter dan een maand geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden gedurende dewelke de toestellen hebben stilgelegen.

De verplichte vakantieperiode wordt niet in aanmerking genomen voor het bekomen van de belastingvermindering voor het stilleggen van de motoren.

Geen belastingvermindering kan aan belanghebbende verleend worden, tenzij op per post aangetekend of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten waarbij hij aan het gemeentebestuur door het ene de datum van het stilleggen en door het andere, de datum der weder ingangstelling van de motor bekendmaakt.

Voor de berekening der belastingvermindering gaat de motorafstelling eerst in na de ontvangst van het eerste bericht.

(1) Bij afwijking van de in de laatste twee zinnen voorziene procedure, zal de vrijstelling ten voordele van de bouwondernemingen die verplaatsbare motoren gebruiken, volgens de hierna bepaalde regelen kunnen bekomen worden.

Deze ondernemingen zullen, voor iedere aan de belasting onderworpen machine, een boekje moeten bijhouden, waarin de dagen worden vermeld gedurende dewelke de machine in gebruik is en de werf waar zij is opgesteld.  Aan het einde van het jaar, zal de ondernemer zijn aangifte invullen aan de hand van de in elk boekje voorkomende gegevens, met dien verstande dat er over de gegrondheid  van de in de boekjes ingeschreven gegevens steeds fiscaal toezicht kan worden uitgeoefend.

Deze procedure is echter voorbehouden voor de bouwondernemingen die een geregelde boekhouding voeren, die een schriftelijke aanvraag tot het schepencollege zullen richten en de toelating van dat college zullen bekomen hebben.

Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot één dag werk op vier weken in de bedrijven die met de RVA een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen.

Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt eveneens gelijkgesteld de inactiviteit gedurende een periode van vier weken, gevolgd door een activiteitsperiode van één week als gebrek aan werk te wijten is aan economische oorzaken.

3)         De motoren gebruikt voor het aandrijven van voertuigen die onder de verkeersbelasting op de autovoertuigen vallen of die speciaal  van deze belasting zijn vrijgesteld door een bepaling desbetreffende samen geordende wetten.

4)         De motor van een draagbaar toestel.

5)         De motor die een elektrische generator drijft, voor het gedeelte van zijn vermogen, overeenstemmende met dat benodigd voor het drijven van de generator.

6)         De persluchtmotor.

7)         De motorkracht, gebruikt voor watermaling toestellen om het even vanwaar het water voortkomt, zomede deze voor ventilatie- en verlichtingstoestellen.

8)          De motoren gebruikt om het aardgas samen te persen in de vervoerleidingen.

9)         De reservemotor, d.i. deze waarvan de werking niet onmisbaar is voor de normale gang der fabriek en die slechts werkt in uitzonderingsgevallen, voor zover zijn tewerkstelling niet ten gevolge heeft dat de productie der betrokken inrichtingen verhoogd wordt.

10)       De wisselmotor, d.i. deze die uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als een andere, welke hij tijdelijk moet vervangen.

De reserve- en wisselmotoren kunnen aangewend worden om terzelfder tijd te werken als deze die normaal gebruikt worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting der productie te verzekeren.

Artikel 5

Levert een onlangs geplaatste motor niet dadelijk het normaal rendement op omdat de daarmee te drijven installaties onvolledig zijn, dan wordt de niet gebruikte kracht, uitgedrukt in kilowatt, aangezien als reservekracht, in zoverre zij 20% der in het vergunningsbesluit opgegeven kracht overtreft.  In zulk geval is de aangegeven kW slechts geldig voor drie maanden en moet de aangifte om het kwartaal vernieuwd worden zolang deze uitzonderingstoestand duurt.

Voor de toepassing van voorgaande alinea wordt onder “onlangs geplaatste motoren” verstaan deze – met uitzondering van alle andere – waarvan de tewerkstelling dateert van het voorgaande of van het voorlaatste jaar.

In de speciale gevallen moeten deze termijnen verruimd worden.

Artikel 6

Wanneer de fabricagemachines ter oorzaak van een ongeval, niet meer mochten in staat zijn om meer dan 80% van de door een belastingplichtige motor geleverde kracht te verbruiken, wordt de nijveraar slechts belast op de verbruikte kracht van de motor, uitgedrukt in kW, op voorwaarde dat de gedeeltelijke activiteit minstens drie maanden duren en dat de beschikbare kracht niet voor andere doeleinden gebruikt wordt.

Belanghebbende kan geen belastingvermindering bekomen, tenzij op per post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten waarbij hij aan het gemeentebestuur door het ene, de datum van het ongeval, en door het andere, de datum der weder ingangstelling aangeeft.  Voor de berekening der belastingvermindering gaat de motorafstelling eerst in na ontvangst van het eerste bericht.

Hij moet bovendien op verzoek van het gemeentebestuur, alle stukken overleggen waardoor de waarachtigheid zijner verklaringen kan nagegaan worden.

Het buitengebruik stellen van een motor wegens ongeval, moet binnen acht dagen aan het gemeentebestuur genotificeerd worden, op straffe van ontzetting uit het recht op belastingvermindering.

Bijzondere bepalingen van toepassing op sommige nijverheidsbedrijven welke er om verzoeken.

Artikel 7

Wanneer de installaties van een nijverheidsbedrijf voorzien zijn van meetapparaten voor het maximum kwartuur vermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leverancier van elektrische energie worden gedaan met het oog op factureren ervan en bijaldien het bedrijf belast werd op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 6 gedurende een periode van tenminste twee jaar, wordt het bedrag der belastingen betreffende de volgende dienstjaren, op verzoek van de exploitant, vastgesteld op basis van een belastbaar vermogen, bepaald in functie van de variatie, van het ene tot het andere jaar, van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maandelijkse maximum kwartuur vermogens.

Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste belastingjaar op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 6 aangesloten werd en het rekenkundig gemiddelde der twaalf maandelijkse maximum kwartuur vermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar; deze verhouding wordt “verhoudingsfactor” genoemd.
Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximum kwartuur vermogens van het jaar met de verhoudingsfactor.

De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de maximum kwartuur vermogens van een jaar niet meer dan 20% verschilt van die van het refertejaar d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor.

Bedraagt het verschil meer dan 20%, dan telt het bestuur de belastbare elementen teneinde een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen.

Om het voordeel van de bepalingen van deze paragraaf te genieten, moet de exploitant, voor 31 januari van het belastingjaar een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen met opgave van de maandelijkse waarden van het maximum kwartuur vermogen, welke in zijn installaties werden opgenomen tijdens het jaar, voorafgaand aan dat met ingang waarvan hij om de toepassing van deze bepalingen verzoekt; hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave der maandelijkse waarden van het maximum kwartuur vermogen van het belastingjaar te voegen en het bestuur toe te laten te allen tijde de in zijn installaties gedane metingen van het maximum kwartuur vermogen, vermeld op de facturen voor levering van elektrische energie, te controleren.

De exploitant die deze wijze van aangifte, controle en aanslag kiest, verbindt zich door zijn keuze voor een tijdvak van vijf jaar.

Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van het optietijdvak, wordt dit stilzwijgen verlengd voor een nieuw tijdvak van vijf jaar.

Artikel 8

Aan nieuw opgerichte nijverheid- en handelsbedrijven  wordt teruggave van belasting verleend, indien voldaan wordt  aan de volgende voorwaarden:

  1. Opgericht zijn na 01 januari 2021.
  2. De bedrijven moeten genieten van het voordeel van de rijkstegemoetkomingen in het raam van de wetgeving betreffende de financiële steun door de staat tot bevordering van de economische expansie en tot bestrijding van de werkloosheid.
  3. Binnen de twee maanden na het verloop van het belastingjaar of binnen de termijn die gesteld is voor het indienen van een bezwaarschrift een verzoek om ontheffing doen bij het college van burgemeester en schepenen en het nodige stavingmateriaal voorleggen.

Van deze ontheffing kan niet worden genoten:

a)     Door bedrijven die zich binnen het grondgebied van de gemeente verplaatsen.

b)    Wanneer een bedrijf gesticht wordt door wijziging, samenvoeging of splitsing, juridisch of hoe dan ook, van de bestaande bedrijven in de gemeente.

  1. De ontheffing wordt gedurende vijf opeenvolgende jaren verleend op voorwaarde dat het oorzakelijk verband is blijven bestaan.

Artikel 9

De belastingplichtigen moeten bij het gemeentebestuur - financiën aangifte doen van de belastbare elementen met een formulier dat door de administratie aan de belastingplichtige wordt verzonden.

Dit aangifteformulier moet binnen de één maand na verzendingsdatum vermeld op het aangifteformulier, behoorlijk ingevuld en ondertekend aan het gemeentebestuur - financiën worden terugbezorgd.

Indien de belastingplichtige geen aangifteformulier toegestuurd heeft gekregen, dient hij zelf aangifte te doen uiterlijk op 30 april van elk aanslagjaar. De administratie stelt op eenvoudig verzoek een formulier ter beschikking.

De aangifte kan via één van de volgende kanalen worden ingediend

- e-mail: andre.vertommen@balen.be;

- post: College van burgemeester en schepenen, Vredelaan 1, 2490 Balen;

Artikel 10

De exploitant is er toe gehouden de eventuele veranderingen of verplaatsingen, welke zijn installatie in de loop van het jaar mocht ondergaan hebben, aan het gemeentebestuur bekend te maken behoudens wanneer hij op geldige wijze de regeling bedoeld bij artikel 7 heeft gekozen.

Artikel 11

Bij gebreke van een aangifte op de gestelde datum, of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte, kan de  belasting ambtshalve worden ingekohierd conform de procedure voorzien in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008.

Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.

Artikel 12

De overeenkomstig artikel 11 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd als volgt:

-            10 % bij een eerste overtreding; met een minimum van € 5,00

-            40 %, 70% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt.

Vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200% van de ambtelijk in te kohieren belasting bedragen.

De verhoging wordt afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet vermeld, afgezien van het feit of het om één of meerdere overtredingen per aanslagjaar gaat.

Artikel 13

Deze belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd.

Bedoeld belastingkohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen.

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.

Artikel 14

De vestiging en invordering van de belastingen en ook de behandeling van geschillen hierover gebeuren volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen en het uitvoeringsbesluit terzake.

Artikel 15

Het reglement zal worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286, §1, 1° en 287 van het Decreet Lokaal Bestuur.